Bevers tellen
Radio column Vroege Vogels - 11 oktober 2009
Het was begin maart. Anders dan nu stond het water in de Waal
hoog. De uiterwaard voor mijn woonplaats was nagenoeg
ondergelopen. Op een avond zag ik daar vanaf de dijk een zoogdier
zwemmen. Ik kon het niet goed herkennen, totdat het zo attent was
uit het water te klimmen en een grote, ronde, platte staart mee te
slepen. Geen twijfel mogelijk. Een bever. Ik had een
doorgewinterde veldbioloog als getuige.
We gaven onze waarneming door en kregen het verzoek of we
beverwachter wilden worden. Beverwachter! Je zou het als beroep
willen opgeven. Of in je paspoort willen bijschrijven. Ja, vanuit een
ver padvindersverleden kwam zelfs de behoefte aan een insigne op.
Nadat het water gezakt was, gingen we op onderzoek uit. We
vonden wat knaagsporen, maar het dier zelf liet het afweten. Ook
later in het jaar wilde het zich niet meer vertonen. Maar eens
beverwachter altijd beverwachter. Toen ik de kans kreeg aan een
bevertelling mee te doen gaf ik mij meteen op. Zo kwam ik in een
uiterwaard bij Deventer aan de IJssel terecht. De telploeg bestond
uit vrijwilligers zoals ik en een coördinator van Staatsbosbeheer. Er
vormden zich koppels van ervaren tellers en groentjes. Elk koppel
kreeg een sleutelpost in de uiterwaard toegewezen. Mijn
compagnon en ik moesten eerst een weiland met koeien door. Daar
kwamen zij massaal aangehupst, tuk op een verzetje. Ja zeg, we
waren hier niet om koeien te tellen. Zat er trouwens geen stier bij?
Ik vertrouwde op mijn compagnon en zijn telescoop, waarmee hij
zonodig rake klappen kon uitdelen. Eenmaal geïnstalleerd
verdeelden we de taken. De een hield het water links van de telpost
in de gaten, de ander dat aan de rechterkant.
Ongelofelijk hoeveel misleidende kringen er op een warme
nazomeravond in het water ontstaan. Door een vleugje wind, een
vogel, een vis en horden insecten. Maar geen bever. De lucht
kleurde rood, het water zwart, de oevers werden in de schemering
ondoorgrondelijk. Kon het waar zijn? Ja, het V-vormig spoor van
een zwemmend zoogdier, en iets groots, iets ronds… Ik
waarschuwde mijn compagnon. Moet je kijken, daar, zie je dat?
Dat is een eend, zei hij. Ongelofelijk hoe goed een eend op een
warme nazomeravond een bever kan nadoen.
Even later werden uit een naburig weiland honderden grauwe
ganzen verjaagd, die een eind verderop neerstreken om luidkeels te
gaan zitten klagen. De kans op bevers was nu wel verkeken. We
gaven het op. Bij wijze van troost zagen we een watervleermuis,
bezig al die misleidende insecten op te ruimen. Dat zou ze leren.
Terug bij het verzamelpunt hoorden we dat ook de andere koppels
geen bever hadden waargenomen. De coördinator informeerde het
centrale meldpunt. Aantal bevers: nul. Toen kwam het bericht door
dat de telploeg bij Hattem twee dieren had gezien. Ja, zij wel.
Maar een echte beverwachter kent geen jaloezie. Fantastisch toch,
al die bevers in Nederland?
Chantal van Dam