Overwintering
Radio column Vroege Vogels – mei 2007
Er landde een lieveheersbeestje op mijn computer. Ha, dat voorspelde
geluk. Waarschijnlijk met het stuk dat ik aan het schrijven was. Ik liet
het beestje een tijdje rondwandelen, wipte het op mijn hand en zette het
voorzichtig buiten.
Een paar dagen later: vijf lieveheersbeestjes op mijn computer. Nog
meer geluk. Zou er een wens in vervulling gaan? Ik ben bioloog, en een
bioloog, belijdend of niet, wil eenmaal in zijn leven naar de Galapagos
om de profeet Darwin te eren. Ja, dat moest het zijn, ik zou de
Galapagos zien, de reuzenschildpadden, de zeeleguanen, de
legendarische vinken die Darwin aan het denken hadden gezet over het
ontstaan van de soorten. Tweestippelige lieveheersbeestjes hoefden niet
op de Galapagos, die had ik thuis genoeg. Ik schoof ze een voor een in
een luciferdoosje en bracht ze naar buiten. Een heel gedoe.
Weer een paar dagen later: twintig lieveheersbeestjes. Zoveel geluk kon
alleen op onstuimige liefde wijzen. Zou de prins op het witte paard in
aantocht zijn? De paarden die ik hier voorbij zie komen zijn
landbouwvoertuigen en de prinsen die erop zitten maken geen tomeloze
hartstocht los. Dus ik was benieuwd. En geïrriteerd. Een mens heeft
meer te doen dan kevers de deur uitzetten.
Het werd warm. Ik vond lieveheersbeestjes op mijn beeldscherm, het
toetsenbord, mijn werktafel, overal. Een plaag. Zoveel geluk werd
ondragelijk. Zonder contrast en dosering verliest geluk elke zin. Stel je
een hiernamaals voor van louter chronisch geluk. Wat een straf!
De opdringerige dieren begonnen mij flink de keel uit te hangen.
Vreemd, dat juist het symbool van de beweging tegen zinloos geweld
zoveel agressie opriep. Gelukkig ben ik grootgebracht met het werk van
Annie M. G. Schmidt en herinnerde ik mij bijtijds de spin Sebastiaan.
Het is niet goed met hem gegaan. De regels waarin zijn treurig lot werd
bezegeld staan mij in het geheugen gegrift: ‘Binnen werd een moord
gepleegd. Sebastiaan is opgeveegd.’ Nee, moord wilde ik niet op mijn
geweten hebben.
Ik ging op onderzoek uit. Waar kwam al dat leven vandaan? Van boven,
zo bleek, door openingen in het plafond. Ik keek op zolder. Een
duizelingwekkend gewemel van oranjerood met zwarte stippen.
Massaal dromden de lieveheersbeestjes samen op het tuimelraam.
Net als Sebastiaan hadden zij afgelopen winter een innerlijke drang
gevoeld om naar binnen te gaan. Nu wilden zij met z’n allen naar
buiten.
Ik deed het raam open en daar zwermden zij uit om zich op bladluizen
te storten en voor nieuwe zwermen te zorgen. En om geluk te brengen
natuurlijk. Ik durf te wedden dat hier in de buurt binnenkort de
hoofdprijs van de postcodeloterij gaat vallen.
Na de uittocht werd het stil bij mijn computer, maar laatst landde er toch
weer een lieveheersbeestje. Een achterblijver. Ik zette het glimlachend
buiten. Met een beetje geluk wordt dat stuk straks een roman.
Chantal van Dam